Monique: ‘Ik werkte hier pas zeven maanden toen ik mijn eerste acute klachten van MS kreeg. Ik kon niet eens meer lopen. Alles is dan natuurlijk spannend, maar ook of ik ooit weer kon werken. Ik ben nog jong en mijn werk is een groot deel van mijn identiteit. Ik was bang dat ik door onder andere de vermoeidheid in combinatie met andere fysieke en cognitieve klachten niet meer terug zou kunnen.’
Marit: ‘Toen Monique ziek werd, was ik nog niet haar leidinggevende maar al wel betrokken. Door mijn achtergrond als medisch maatschappelijk werker kende ik het ziektebeeld enigszins. In het begin was er nog veel onzekerheid, waardoor er nog geen concreet zicht was op hoe haar werkzaamheden er uit zouden moeten komen te zien. Daardoor had ik wel wat aannames en vragen. Kon ze haar werk nog wel doen? Was ze niet te moe? Kon ze het patiëntencontact nog wel aan?’
Monique: ‘De vraag die vooral door mijn hoofd spookte was of ik wel weer een volwaardig collega kon zijn. Al die vragen van beide kanten moesten we samen al pratend uit de weg ruimen.’
Marit: ‘Tijdens het re-integreren, en nu nog, voerden we geregeld gesprekken. Ik wil de lijntjes kort houden: makkelijk bereikbaar zijn, een open houding hebben.’
Monique: ‘Ik weet inmiddels dat ik een volwaardig collega ben, ook al ben ik sneller moe dan de rest. Het maakt het lastig dat je dat niet ziet aan de buitenkant. Daarom moet je blijven communiceren.’