Word supporter

Het ervaringsverhaal van Monique en Marit

Eén op de drie Nederlanders werkt met een chronische aandoening. Toch spreken werkgever en werknemer hier nauwelijks over op de werkvloer. Een gemiste kans, want samen bespreken wat het beste werkt, versterkt de samenwerking. Monique (30), medisch maatschappelijk werker, en haar leidinggevende Marit (46) bleven wél in gesprek toen zij een chronische aandoening kreeg.

Bekijk hiernaast de video. Of lees hieronder hun verhaal.

Monique: ‘Ik werkte hier pas zeven maanden toen ik mijn eerste acute klachten van MS kreeg. Ik kon niet eens meer lopen. Alles is dan natuurlijk spannend, maar ook of ik ooit weer kon werken. Ik ben nog jong en mijn werk is een groot deel van mijn identiteit. Ik was bang dat ik door onder andere de vermoeidheid in combinatie met andere fysieke en cognitieve klachten niet meer terug zou kunnen.’

Marit: ‘Toen Monique ziek werd, was ik nog niet haar leidinggevende maar al wel betrokken. Door mijn achtergrond als medisch maatschappelijk werker kende ik het ziektebeeld enigszins. In het begin was er nog veel onzekerheid, waardoor er nog geen concreet zicht was op hoe haar werkzaamheden er uit zouden moeten komen te zien. Daardoor had ik wel wat aannames en vragen. Kon ze haar werk nog wel doen? Was ze niet te moe? Kon ze het patiëntencontact nog wel aan?’

Monique: ‘De vraag die vooral door mijn hoofd spookte was of ik wel weer een volwaardig collega kon zijn. Al die vragen van beide kanten moesten we samen al pratend uit de weg ruimen.’

Marit: ‘Tijdens het re-integreren, en nu nog, voerden we geregeld gesprekken. Ik wil de lijntjes kort houden: makkelijk bereikbaar zijn, een open houding hebben.’

Monique: ‘Ik weet inmiddels dat ik een volwaardig collega ben, ook al ben ik sneller moe dan de rest. Het maakt het lastig dat je dat niet ziet aan de buitenkant. Daarom moet je blijven communiceren.’

 

“Vanuit de aannames over MS en vanuit goede bedoelingen bestaat het gevaar dat er op een rem wordt getrapt die ik zelf niet voel. Dat vind ik vervelend. Ik had het vertrouwen nodig om zelf op mijn bek te kunnen gaan.” – Monique

Marit: ‘Voor Monique was het fijn om haar eigen weg te vinden in het proces en hierin de ruimte te krijgen van mij, haar leidinggevende, en ook van de collega’s. Daar zijn we gaandeweg steeds verder in gegroeid.’

Monique: ‘Vanuit de aannames over MS en vanuit goede bedoelingen bestaat het gevaar dat er op een rem wordt getrapt die ik zelf niet voel. Dat vind ik vervelend. Ik wil zelf mijn grenzen verkennen en had het vertrouwen nodig van collega’s dat ik wel weer op zou krabbelen als ik over die grens zou gaan. Dat maakt dat ik me niet alleen opnieuw een volwaardig collega voel, maar het voelde ook als een noodzakelijk onderdeel van het proces om überhaupt te leren omgaan met mijn ziekte en nieuwe grenzen. Laat mij maar op mijn plaat gaan, ik sta vanzelf weer op.’

Marit: ‘Als leidinggevende en als collega was ik bezorgd, waardoor ik op bepaalde momenten wellicht iets te voorzichtig kon zijn. Terwijl Monique liever zelf de regie wilde. Gelukkig is ze heel mondig.

Je wilt dat het goed met iemand gaat, maar ‘goed’ betekent voor iedereen wat anders. Daarvoor moet je met elkaar blijven praten. Het niet voor elkaar invullen.’

Monique: ‘Het was een zoektocht. En dat zal het denk ik altijd blijven. Ik ben heel blij dat we met elkaar in gesprek zijn gegaan. Maar vooral dat met elkaar in gesprek zijn gebleven.’

Meer ervaringsverhalen